Opzet van het onderzoek

Het EVENING-onderzoek wordt uitgevoerd in 30 gemeenten in Nederland. In totaal doen ongeveer 300 voorschoolse voorzieningen – zo’n 2000 kinderen – mee.  We volgen drie groepen kinderen met een VE-indicatie:

  • Kinderen die vóór de wettelijke verplichting om 16 uur VE te bieden al overgaan naar de basisschool (we noemen deze groep het ‘pre-transitiecohort’). Deze kinderen worden vier jaar in de periode najaar 2019-voorjaar 2020. Bij deze kinderen meten we de ontwikkeling één keer, namelijk vlak voordat ze instromen in het basisonderwijs. In enkele gemeenten hebben deze kinderen al een aanbod van 12 en soms al van 14 uur VE per week gehad, maar in de meeste gemeenten hebben zij het standaardaanbod van 10 uur gehad.
  • Kinderen die vóór de wettelijke invoering van de 16 uur beginnen met deelname aan de voorschoolse opvang en die uitstromen naar de basisschool nadat de extra uren al een tijdje worden aangeboden. Deze kinderen maken dus de overgang mee van het oude naar het nieuwe beleid (we noemen deze groep daarom het ‘transitiecohort’). Deze kinderen worden twee-en-een-half in de periode najaar 2019-voorjaar 2020 en gaan door naar de basisschool in het voorjaar t/m najaar 2021. Bij deze kinderen meten we de ontwikkeling twee keer: wanneer ze ongeveer twee-en-een-half jaar oud zijn en vlak voordat ze instromen in het basisonderwijs, wanneer ze bijna vier jaar oud zijn.
  • Kinderen die beginnen met deelname aan voorschoolse opvang ruim nadat de wettelijk verplichte invoering van de 16 uur VE een feit is geworden. Deze kinderen komen dus in groepen waar zij al van begin af aan het 16 uren aanbod krijgen (we noemen deze groep daarom het ‘post-transitiecohort’). Eventuele kinderziektes van het nieuwe beleid zijn dan waarschijnlijk al opgelost en waarschijnlijk doen alle aanbieders mee. Deze kinderen worden twee-en-half in de periode najaar 2020-voorjaar 2021 en stromen uit naar het basisonderwijs in de periode voorjaar-najaar 2022. De ontwikkeling van deze kinderen meten we ook twee keer: wanneer ze ongeveer twee-en-een-half jaar oud zijn en wanneer ze bijna vier zijn, vlak voordat ze instromen in het basisonderwijs.

Bij de ouders wordt middels een ouderinterview nagevraagd in hoeverre zij gebruik maken van de aangeboden (extra) uren voorschoolse educatie en wordt in kaart gebracht wat de eventueel belemmerende factoren zijn.

Daarnaast kunnen we aan de hand van interviews met medewerkers en leidinggevenden bepalen hoe de locaties vorm geven aan de voorschoolse educatie en de toedeling van de aangeboden (extra) uren. De bevorderende en belemmerende factoren worden hierbij in kaart gebracht. Ook worden observaties uitgevoerd op de groepen om de emotionele en educatieve proceskwaliteit vast te stellen.

Tenslotte wordt het gemeentelijk beleid rondom VVE en de nieuwe maatregel in kaart gebracht door relevante beleidsdocumenten te bestuderen en de verantwoordelijke beleidsmedewerkers te interviewen over het beleid.