Sociale ongelijkheid in de ontwikkeling van kinderen manifesteert zich al op jonge leeftijd, ruim voor de deelname aan het primair onderwijs (Leseman et al., 2017; van Huizen, 2018; CPB, 2020). Door peuters met een risico op een onderwijsachterstand beter op de basisschool voor te bereiden, kunnen voorschoolse voorzieningen een belangrijke rol spelen in het creëren van een meer gelijk speelveld. De internationale literatuur laat zien dat voorschoolse voorzieningen vaak een positief causaal effect hebben op kinderen uit relatief kansarme gezinnen (van Huizen & Plantenga, 2018; Garcia et al., 2019; Bailey et al., 2020; De Haan & Leuven, 2020). Nederlands onderzoek (Akgündüz & Heijnen, 2018) laat ook zien dat doelgroepkinderen baat hebben gehad bij de bestuursafspraken met de G37 en de gerelateerde extra financiële impuls in voorschoolse educatie (VE).
Om de kansengelijkheid te vergroten investeert het kabinet €170 miljoen extra in voorschoolse educatie. De extra middelen worden onder andere ingezet om het urenaanbod te verruimen en de kwaliteit van VE te verhogen. Sinds augustus 2020 bieden alle VE-locaties minstens 960 uur voorschoolse educatie (16 uur per week bij een aanbod van 40 weken per jaar) aan kinderen die een risico lopen op een taal- en onderwijsachterstand (doelgroepkinderen). Daarnaast wordt vanaf januari 2022 ook een urennorm ingevoerd voor de inzet van pedagogisch beleidsmedewerkers in VE om de kwaliteit te verhogen.
Een multidisciplinair onderzoeksteam van de Universiteit Utrecht en Sardes voert onderzoek uit naar de effecten van deze maatregelen, met als belangrijkste vragen: Hebben de maatregelen een positief effect op de ontwikkeling van doelgroepkinderen? Hebben de maatregelen effect op de kwaliteit van het voorschoolse aanbod? En maakt de manier waarop de maatregelen worden uitgevoerd uit voor de grootte van de effecten?
Het onderzoek is in april 2019 gestart en loopt door tot en met 2023. Het onderzoek maakt deel uit van een breed monitorings- en beleidsevaluatieprogramma opgesteld door het ministerie van OCW om het onderwijsachterstandenbeleid te evalueren.